Uitstoot CO2 door gebruik reststromen van levensmiddelen helft minder dan met traditioneel veevoer
De studie is uitgevoerd volgens een door de Europese Unie vastgestelde en wereldwijd erkende methode: de PEFCR Feed for Food Producing Animals. De uitkomst is gecertificeerd door SGS.
Reststromen
Reststromen uit de levensmiddelenindustrie ontstaan als gevolg van snijresten, productiefouten, proefproducties en productieverliezen van bakkerijen en fabrieken. Door hiervan veevoer te maken, blijven waardevolle voedingsstoffen, zoals eiwitten en mineralen in de voedselkringloop. Zo gaan organische stoffen niet verloren in de vergister of vuilverbrander, maar worden opgegeten door dieren. Die zetten het voer om in vlees, eieren of zuivel. Zo belanden reststromen uit de levensmiddelenindustrie uiteindelijk op het bord van de consument als een karbonade of eitje.
De diervoederindustrie verwerkt al decennia reststromen van voedingsmiddelen zoals bierbostel, aardappelstoomschillen, bietenpulp en wei. De winst die behaald kan worden door gebruik van veevoer dat voor 100 procent is gemaakt uit reststromen strekt verder dan alleen de verlaging van de CO2-voetafdruk. Ook het landgebruik en de noodzaak om gewasbeschermingsmiddelen of kunstmest in te zetten neemt af.
Nu de bijdrage van het veevoer aan de CO2-voetafdruk bekend is, openen zich ook nieuwe wegen om dierlijke producten met een lage CO2-voetafdruk in de markt te zetten.