'Boeren schenden geen mensenrechten door geuroverlast'

Het betreffende artikel, dat landelijk wel wat stof deed opwaaien, is inmiddels aangepast. De kern van de boodschap van het artikel blijft echter dat heel veel veehouderijen, waaronder varkens- en pluimveebedrijven, geuroverlast veroorzaken. FTM baseert zich gedeeltelijk op landelijke impactanalyse aanpassen normen geurhinder veehouderijen en de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van maart 2025 dat de overheid twee omwonenden onvoldoende beschermde en daarmee hun mensenrechten schendt. De conclusies die FTM stelt, zijn volgens POV en LTO verkeerd en ongenuanceerd.
Mensenrechten
POV en LTO constateren, anders dan Follow the Money, dat de veehouderijbedrijven geen rechten schenden. In een reactie schrijven ze: „Bedrijven hebben een legale wettelijke vergunning gekregen. Het is niet voor niks dat desbetreffende burgers niet de boeren hebben aangeklaagd maar de Staat. De Staat heeft volgens de rechter mensenrechten geschonden niet de desbetreffende veehouders.”
Waar daadwerkelijke overlast ervaren wordt, moet volgens beide landbouworganisaties geprobeerd worden om dat op te lossen. „Veehouders willen geen overlast veroorzaken. Daar willen LTO/POV ook graag aan bijdragen door het gesprek tussen buren en veehouder op gang te brengen en gezamenlijk te zoeken naar de oorzaak en mogelijke oplossingsrichtingen. Maar de overlast is situationeel ontstaan en moet ook situationeel opgelost worden. We beseffen dat dit niet altijd eenvoudig is. Innovatie kunnen daarbij helpen maar niet alle gevallen.“
Bedrijfswoningen
POV en LTO stellen verder dat de oorzaak van de overlast is dat woningen te dicht bij veehouderijbedrijven liggen. Deze woningen werden bijvoorbeeld wel in impactanalyse gebruikt als geurgevoelige woningen. Vaak gaat het om voormalige bedrijfswoningen van veehouderijbedrijven. Het bedrijf is gestopt en de bedrijfswoning wordt door een burger bewoont. In die gevallen geldt een minimale afstand van 50 meter. In andere gevallen heeft de eigenaar de stallen afgesplitst van de bedrijfswoning en deze apart verkocht.
Er wonen nu burgers in deze woning. Daarnaast zijn er ook nog een aantal woningen als plattelandswoning bestemd . Daar is volgens POV en LTO bewust voor gekozen dat deze woningen minder bescherming hebben dan andere woningen. Tenslotte zijn er ook situaties bekend waarbij woningen te dicht bij veehouderijbedrijven zijn gebouwd.
Hoe ontstaat overbelasting
POV/LTO: „Zoals de Staatsecretaris terecht aangeeft geldt de rechtszaak waar FTM aan refereert alleen voor deze 2 casussen. Als er andere burgers naar de rechter stappen zou er in onze ogen ook goed gekeken moeten hoe de overbelasting is ontstaan. Als gemeenten burgerwoningen of andere geurgevoelige objecten toegestaan heeft dicht bij een veehouder ligt daar het probleem en wat minder bij de veehouder.”
POV?LTO vinden dat naast een discussie over geurnormen het geurbeleid ook moet gaan over een goede toedeling van functies en dat betekent het niet meer toestaan van nieuwe burgerwoningen in de buurt van veehouders. Als de norm van 25 OuE/m3 (Europese odour units) daarbij leidend wordt betekent dat dat in een aantal gevallen koop en/of sloop de enige optie is voor een aantal voormalige bedrijfswoningen of woning.
Onderzoek: Geurhinder wordt door omwonenden nauwelijks ervaren
In 2016 onderzocht het Vlaamse Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) en studiebureau Olfascan in opdracht van de toenmalige varkenshouderij vakbond (NVV) de geurhinder in Nederland. De conclusie uit een onafhankelijk en wetenschappelijk onderzoek: Geurhinder in de nabijheid van varkensbedrijven wordt door omwonenden niet of nauwelijks ervaren. De conclusies uit het grondige onderzoek waren opvallend en positief. Uit het onderzoek onder 783 inwoners blijkt namelijk dat 96,8 procent, van de ondervraagde omwonenden van varkensbedrijven, geen hinder ervaart van geur. Slechts 2,9 procent van de omwonenden die door ILVO en Olfascan zijn ondervraagd, ervaart ‘hinder’ van een nabijgelegen varkensbedrijf. ‘Ernstige hinder’ wordt ervaren door maar 0,3 procent van de respondenten. Opmerkelijk is dat de ondervraagde omwonenden, die het dichtst bij een varkensbedrijf wonen, de minste geurhinder ervaren. Inmiddels is dit onderzoek al bijna 10 jaar oud en hebben varkenshouders maatregelen genomen die de geurhinder verminderen en is er een drastisch krimp geweest van het aantal varkens, waardoor het logisch is te suggeren dat de geuroverlast ook verminderd is. Dat neemt niet weg dat er op sommige locaties nog steeds sprake kan zijn van geurhinder.