Grondgebondenheid, agrarische hoofdstructuur en maatschappelijke landbouwgronden. Met een initiatiefwet wil NSC de stilstand in het landbouwbeleid doorbreken

„Met deze wet komt voor boeren eindelijk duidelijkheid en handelingsperspectief”, stelt Holman. „Hiermee zetten we een fundamentele stap richting structuur en zekerheid - iets waar de sector al jaren op wacht.”
Volgens het nog in te dienen wetsvoorstel worden de landbouwgronden in Nederland via ruimtelijke ordening verdeeld in twee categorieën; een agrarische hoofdstructuur, die vooral gericht is op voedselproductie, en maatschappelijke landbouwgebieden, waar maatschappelijke doelen als stikstofreductie, waterkwaliteit en biodiversiteit centraal staan. Boeren in deze laatste gebieden ontvangen een beloning voor deze groenblauwe diensten.
Volgens Holman zou de agrarische hoofdstructuur vooral moeten worden ingepland op de meest vruchtbare gronden in Nederland. Daar moet een graslandnorm komen, die oploopt van 0,2 hectare grasland per GVE in 2028 naar 0,35 hectare per GVE in 2034. Het aantal koeien dat dan per hectare gehouden mag worden, halveert dan bijna in die periode.
Op de maatschappelijke landbouwgronden geldt een lagere norm, van 1,5 GVE per hectare, die ook vanaf 2034 ingaat. Op die manier moet de landbouw daar bijdragen aan de maatschappelijke doelen. Boeren worden daarvoor beloond met een bedrag van 1.000 tot 2.500 euro per hectare.
„Met deze initiatiefwet zorgen we voor een structurele oplossing”, stelt Holman. „We voorkomen dat duizenden familiebedrijven verdwijnen én we zetten serieuze stappen richting onze natuur- en klimaatdoelen.”
‘Plan te rigide’
LTO noemt het plan in een reactie te rigide. „Een GVE-norm per hectare doet geen recht aan de grote diversiteit van grondsoort, omgevingsfactoren en bedrijfstypen”, meent de boerenbelangenbehartiger. Zij noemt de discussie rondom grondgebondenheid niet nieuw, maar wijst erop dat bij eerdere initiatieven daartoe de overheid en de sector er niet uitgekomen zijn. Zelf is de organisatie twee jaar geleden uit onderhandelingen over een landbouwakkoord gestapt, ook omdat ze niet akkoord kon gaan met een norm voor grondgebondenheid.
Erwin Wunnekink, vakgroepvoorzitter melkveehouderij binnen LTO, ziet niets in een generieke aanpak als die van Holman, die geen recht doet aan de diversiteit van bedrijven. „Een wetsvoorstel voor grondgebondenheid moet in ieder geval elementen bevatten als doelsturing op waterkwaliteit, het stimuleren van grasland en samenwerking met akkerbouwers, en het mogelijk maken van mestverwerking en het toepassen van Renure.”
Die zaken mist hij in het voorstel van Holman. Daarin is de nadruk op twee graslandnormen te sterk aanwezig, en ontbreekt de ruimte voor maatwerk dat voor individuele bedrijven nodig is.
Na de zomer
Holman wil de initiatiefwet na de zomer bij de Tweede Kamer indienen. Zelf zal hij de verdere behandeling van die wet niet meer meemaken; hij stelt zich voor de komende verkiezingen niet meer beschikbaar als Kamerlid. Hij hoopt dat collega’s, eventueel van andere partijen, na de verkiezingen de wet in de Kamer zullen verdedigen.