Eenderde minder Belgische varkensbedrijven in 2030

Het Agentschap Landbouw en Zeevisserij organiseerde deze enquête om in te schatten in welke mate de natuurlijke afvloeiing van veehouders zal bijdragen aan het halen van de stikstof- en klimaatdoelen. We zien namelijk dat de gemiddelde leeftijd van de Vlaamse landbouwer toeneemt en bedrijfsleiders vaak geen opvolger hebben.
Kleine bedrijven
Meer dan een derde van de bevraagde varkensbedrijven zegt geen varkens meer te zullen houden in 2030. De daling van het aantal varkens in Vlaanderen is naar verhouding kleiner, omdat het vooral de kleinere bedrijven zijn die willen stoppen. Vooral kleine bedrijven haken dus af. De broeikasgas- en stikstofemissies zullen daardoor dalen. De daling van het aantal varkens zal zorgen voor een daling van de methaan- en lachgasemissies met eveneens 16 tot 23 procent. De daling van ammoniakemissies is nog iets groter, omdat vooral de bedrijven zonder ammoniakemissiearme stallen zullen stoppen met varkens.
Rundveebedrijven
Ook het aantal rundveebedrijven en het aantal runderen zal afnemen, maar deze trend is minder uitgesproken. In de enquête geeft 20 procent van de melkveebedrijven aan dat ze tegen 2030 willen stoppen met melkkoeien te houden. Bij de vleesveebedrijven is dat ongeveer 25 procent. Opnieuw zijn het vooral de kleinere bedrijven die van plan zijn om te stoppen.
Melkveehouders
Bij de melkveehouders ziet een kwart van de bedrijven anderzijds het aantal dieren op het bedrijf toenemen. Daardoor zal de melkveestapel met slechts 6 procent verminderen. Bij de vleesveestapel is dat eerder 10 procent à 15 procent, afhankelijk van de gekozen berekeningsmethode. De verwachte daling van de rundveestapel in het geheel is 7 à 9,4 procent.
De daling van het aantal runderen vertaalt zich in een daling van de lachgasemissies met 7 tot 9,6 procent. De daling van de methaan- en ammoniakemissies door de daling van het aantal runderen is naar verhouding minder groot, omdat het aandeel melkvee in de totale rundveestapel stijgt. De verwachte daling van de enterische emissies is 6,5 tot 8,3 procent, en die van de totale methaanemissies 6,4 procent tot 8,1 procent. De verwachte daling van de ammoniakemissies is 6,5 procent tot 8,4 procent.
Enquête bij de veehouders
De emissiereducties berekend in deze studie zijn louter het gevolg een vermindering van het aantal dieren. Daarnaast kunnen veehouders natuurlijk ook maatregelen nemen om de emissies per dier te verminderen. De emissiereducties die deze maatregelen kunnen opleveren, vallen buiten de scope van deze studie.
Deze inschatting is gebaseerd op een enquête bij de veehouders uit het LMN, een representatieve steekproef van Vlaamse land- en tuinbouwers. Aan de enquête in september 2024 namen 231 van de 334 rundveehouders en 73 van de 101 varkenshouders deel, dus respectievelijk 69 procent en 72 procent van de aangeschreven veehouders. De prognose is gebaseerd op de intenties van veehouders. Als veehouders hun eigen situatie niet realistisch hebben ingeschat, of als de omstandigheden drastisch wijzigen (beleidscontext, economische context, enzovoort), zal deze prognose minder accuraat zijn. Voor de pluimveesector is geen prognose beschikbaar, omdat te weinig pluimveebedrijven deelnamen aan de enquête.
De studie is beschikbaar op www.vlaanderen.be/landbouwcijfers.
Tekst: Matthias Vanheerentals
Beeld: Susan Rexwinkel