Basis intacte krulstaarten ligt in de kraamstal

Vitale biggen die lekker in hun vel zitten hebben een gezonde darmflora. Dat begint al bij de geboorte: in het geboortekanaal en in de kraamstal komen ze in aanraking met omgevingsbacteriën, deels via de mest van de zeug. Daarbij kan een gezonde darmflora worden beïnvloed door de juiste vezels en prebiotica toe te passen in het dracht- en prelactovoer.
Biest
Een goed begin is het halve werk, onderstrepen de varkensspecialisten van ABZ Diervoeding op basis van hun praktijkervaring. Bij een goed verlopen geboorteproces goed, zijn de biggen vitaal en kunnen zo veel biest opnemen. Dit zorgt er vervolgens voor dat ze de broodnodige energie en afweerstoffen opnemen waardoor de darmen zich optimaal ontwikkelen. Daarmee leggen ze automatisch de basis voor intacte krulstaarten. Met een biestcheck kan de varkenshouder controleren of de kwaliteit van de biest op zijn bedrijf voldoende is. „Hoe groter de tomen, hoe belangrijker de kwaliteit van de biest is, aangezien er dan per big minder biest beschikbaar is.
Biest samenstelling
Het gehalte aan antistoffen (IgG) in de biest van zeugen verschilt en hangt onder meer af van het worpnummer, de voeding en de ziektes die de zeug in haar leven heeft doorgemaakt. Deze afweerstoffen geeft ze via de biest door aan haar biggen. ABZ-Diervoeding deed eerder al onderzoek naar de biestkwaliteit op tien zeugenbedrijven en ontdekten onder andere dat zeugen die rondom werpen aangepast voer kregen om de biestkwaliteit te verbeteren, ook de beste biestkwaliteit hadden.
Vast voer
Als biggen een week oud zijn, kunnen ze beginnen met het opnemen van vast voer. Zo leren ze alvast verteren. Dit is extra belangrijk voor biggen met intacte staarten, want als ze in de kraamstal al vast voer hebben opgenomen hebben ze na het spenen minder kans op diarree, onrust en staartbijten. Op de vraag: Waarom dat vanuit voedingsoogpunt zo belangrijk is, stellen de varkensspecialisten van ABZ Diervoeding dat zich in de melk melkeiwitten bevinden die stollen in de maag. Ze gaan pas naar de darmen als de maag z’n werk goed heeft gedaan. Vast voer mist dat stollingseffect en eiwitten kunnen daarmee sneller in de darmen terecht komen, en dat terwijl de verteerbaarheid van het voer lager is dan die van zeugenmelk. Daarmee wordt het risico op diarree groter. Een goede maagwerking is dus cruciaal voor een goede darmgezondheid na het spenen.

