Duitse dierenbeschermers willen geen ‘vierde weg’ castratie

De ‘vierde weg’ is de mogelijkheid voor varkenshouders om de biggen zelf te verdoven voor en een pijnbehandeling na het castreren te geven. Wel moeten de varkenshouders eerst een cursus volgen alvorens ze dit mogen uitvoeren. In Zweden wordt dit al met succes toegepast.
Het Duitse verbod op de onverdoofde castratie treedt 1 januari 2019 in werking, maar de dierenbeschermingsorganisaties willen helemaal geen castratie . Dat staat in een gezamenlijk verklaring van de Duitse dierenbeschermingsorganisaties, waaronder Albert Schweitzer Fonds.
Fouten bij injecteren
Naast het risico van fouten tijdens het injecteren, dat volgens de dierenbeschermers ernstige gevolgen kan hebben, is de stress die wordt veroorzaakt door de lokale verdoving te hoog. Daarnaast denken de dierenbeschermingsorganisaties dat de injectie van de lokale verdoving nog steeds aanzienlijke pijn veroorzaakt en is ook het voorkomen van pijn tijdens castratie niet altijd voldoende.
De dierenwelzijnsorganisaties willen alternatieven zonder of slechts met kleine ingrepen in het dier. Ze wijzen als alternatief naar bijvoorbeeld het vaccin Improvac.
Minder stinkers
De Nederlandse Dierenbescherming is ook voorstander van non-castratie (Beter Leven Varkens) en onlangs gaf ze aan dat ze geen of minder stinkende beren aan de slachtlijn wilde. Dat verhoogt de acceptatie van berenvlees en zal de motivatie onder varkenshouders om niet meer te castreren verhogen.
Terugkoppeling
De Nederlandse Dierenbescherming denkt dat het terugkoppelen van het aantal ‘stinkers’ aan de slachtlijn naar de varkenshouders er toe bij kan dragen dat het aantal beren met geur kan worden verminderd.
Dit staat ook in de Beter Leven-criteria voor varkensslachterijen die vanaf 1 januari 2018 ingaan met de tekst: „…De resultaten van elke levering die is getest op berengeur worden aantoonbaar teruggekoppeld aan de varkenshouder of leverancier…”
Volgens de Dierenbescherming geeft deze aanpak resultaat, want varkenshouders weten dan hoeveel onwelriekende beren ze afleveren en kunnen daarop hun voeding, management en hygiëne aanpassen; met als gevolg minder stinkende beren.