Er zijn geen twijfels over het zoönotische risico van de varkensgriep. Het is echter onduidelijk wat het belang is van dit respiratoir pathogeen vanuit een productie-oogpunt.

Een deel van de biggen in de kraamstal waar varkensinfluenzavirus circuleert, kan tijdens de eerste weken na de geboorte door SIV (Swine Influenza Virus) worden geïnfecteerd. Dit geeft aan dat niet alle biggen door maternale antilichamen worden beschermd.

Voeding, biosecurity en bijkomende ziekten zijn als factoren betrokken bij de langdurige aanwezigheid van Salmonella op het bedrijf.

Speendiarree en slingerziekte (oedeemziekte) zijn wereldwijd voorkomende infecties bij gehouden varkens. Deze stammen van E. coli lijken gevestigd in de meeste varkensbedrijven, vandaar dat ‘vrij-worden-van’ op dit moment geen reële optie is.

Specifieke humorale immuniteit bestaat uit glycoproteïnen die antilichamen of immunoglobulinen worden genoemd.

Dieren beschikken over de mogelijkheid om te reageren op en weerstand te bieden tegen het binnendringen van micro-organismen. Dit is mogelijk dankzij een complex en gespecialiseerd systeem: het immuunsysteem.

Escherichia coli, ook wel kortweg E. coli genoemd, infecties komen veel voor in dieren. Er zijn veel verschillende typen van E. coli, sommige van deze typen zijn van nature aanwezig in het maagdarmsysteem.

Het succes van het Deense programma voor salmonella bij varkens en varkensvlees is een gevolg van verbeteringen in de hygiëne bij slachthuizen. Meer nog dan dat het een gevolg is van de controle in de primaire productie.

Verschillende redenen verklaren het falen van het Duitse Salmonella-monitoringsprogramma om te resulteren in een voortdurende vermindering van de frequentie van Salmonella-dragende slachtvarkens op nationaal niveau.